Tien jaar RVS. In dat kader belichten alle tien raadsleden een advies dat hen raakt. Martijn van der Steen blikt terug op het advies Ruimte maken voor ontmoeting dat de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) samen met het College van Rijksbouwmeester en Rijksadviseurs (CRa) uitbracht in 2022.
Ruimte maken voor ontmoeting
De ingrijpende ruimtelijke veranderingen op het gebied van wonen, mobiliteit en klimaat kunnen als hefbomen dienen om socialere buurten te creëren, maar dat gaat niet vanzelf. Dat is het uitgangspunt van de RVS en het CRa in het advies Ruimte maken voor ontmoeting. Beleidsverwachtingen over de buurt als sociale omgeving zijn gegroeid, maar tegelijkertijd staan publieke ruimte en aanwezige voorzieningen onder druk. In plaats van snelle en harde resultaten, moet in de bouwopgave gezondheid en sociale kwaliteit meegenomen worden in ontwerpkeuzes.
‘Toen ik begon als raadslid, sloot ik aan bij dit lopende advies. Bij de aanbieding hebben we heel interessant en leuk gesprek gehad met Minister Hugo de Jonge. Wat ik mooi vind aan dit advies is het idee dat de fysieke leefomgeving eigenlijk heel bepalend is voor gezond en gelukkig zijn, terwijl die omgeving vaak zo is ingericht dat het juist moeilijk is om sociaal te zijn en de ander te ontmoeten. En dat werkt door in gezondheid en geluk.
We zeggen: ‘de omgeving van de mens is de medemens’, maar onze fysieke ruimte is vaak ingericht om elkaar zo frictieloos mogelijk te vermijden. Hoe wij zijn is niet alleen een product van onze eigen situatie en voorkeuren, maar ook van de omgeving waarin we zijn. Je kunt ontmoeting ook stimuleren, en dat is wat we nodig hebben in deze tijd. Ontmoeting, niet alleen van mensen op straat, maar ook binnen de samenleving en binnen systemen.
Alleen in de lift
Waar ik van geschrokken ben, is hoe geïndividualiseerd we eigenlijk zijn geworden. We hebben dertig jaar individualisering achter de kiezen, die inmiddels ook heel normaal gevonden wordt. Je merkt dat het idee van gemeenschap heel ver weg is komen te staan.
Een tijdje woonde ik in Rotterdam in zo’n toren en ik vond het heerlijk. Je parkeerde onderin, stapte de lift in en kwam niemand tegen, dat vond ik fantastisch! Toen ik later werkte aan een project rond ondermijnende criminaliteit in Rotterdam, hoorde ik dat - bij wijze van spreken - de helft van die toren een hennepkwekerij was. Toen begon ik me af te vragen: “wat voor buren heb ik gehad?” Nu zie ik dat geïsoleerd leven fijn kan zijn, maar alleen als je autonoom bent en het je goed gaat. Veel van onze buitenruimte is ingericht als die toren. We hebben de gemeenschap en het samen leven uit onze samenleving weg-gebouwd en weg-ontworpen.
Naar een gemeenschappelijk mensbeeld
En dat geldt ook voor de zorg zelf. Die is ook steeds meer individualistisch georganiseerd. In het verleden ben ik in discussies in de Raad weleens kritisch geweest over collectieve bindingen, want ik vermoed dat veel mensen dat als ‘armoe’ zien. Alléén op een kamer, dát is rijkdom. Individualiteit wordt gezien als een verworvenheid. In je eentje in een eerste klas coupé zonder anderen om je heen. Een eigen tuin, met schutting eromheen. Tegelijkertijd is het oneigen aan de mens om alleen te zijn en zijn veel mensen eenzaam. We moeten die op zichzelf begrijpelijke hang naar individualiteit keren met een herwaardering van collectiviteit en gemeenschap. We zoeken in de Raad naar manieren om dat gemeenschappelijke weer centraal te stellen. Een verschuiving van een individueel naar een gemeenschappelijk mensbeeld. Dat is een thema dat voor mij met dit advies verbonden is.
In ons advies Het rimpeleffect stellen bijvoorbeeld we dat je domeinoverstijgend moet werken. Dat je moet nadenken over buurten waar je gezond en gelukkig oud kan worden. Vaak zijn dat buurten waar een sociaal netwerk is. Zo’n netwerk vermindert het beroep op zorg. De politiek roept nu om bejaardentehuizen, maar je moet juist iets totaal anders doen: generaties mengen en zorgen dat je elkaar tegenkomt en vraagt: “hoe gaat het?” en “kan ik wat voor je doen?” Je moet de markt beteugelen want het marktmechanisme stuurt de andere kant op. Markt is de vijand van gemeenschap. Net zoals de overheid dat soms is overigens.
Doen en laten
De tragiek is dat bij heel veel wijken die nu gebouwd worden de buitenruimte als laatste op het lijstje staat. Daar is dan vaak niet genoeg budget meer voor, of het maakt zogenaamd de stichtingskosten van de woningen te hoog. Door een goede sociale omgeving te ontwerpen haal je in de toekomst juist heel veel maatschappelijke én individuele kosten weg. Maar van die besparing merken de mensen die nu betrokken zijn bij het ontwerp en de aanleg niets. De baten vallen in de toekomst, de kosten moet je nu al maken. Dat noemen we in de bestuurskunde het ‘wrong pocket’ probleem. Iedereen vindt toekomstige collectieve opbrengsten en niet te maken toekomstige kosten mooi, maar het zit nergens in het financiële plaatje. Dat moet vandaag rond rekenen. Daarom moet je het als vereiste erin stoppen: wat is het effect van dit ontwerp op het sociale weefsel? Welke toekomstige kosten vermijden we hiermee? En vooral: welke geweldige gezondheidswinst en kwaliteit van leven voegen we hiermee op de lange termijn voor mens en samenleving toe?
Dat is ook de paradox die we beschrijven in het jubileumessay Doen en laten - over omgaan met onmacht en bouwen aan daadkracht. Je wilt méér ‘gemeenschappelijkheid’ en daar moet je als overheid wat voor doen én vooral ook voor laten. Op dit moment laten we de markt en dan krijg je die woontorens waar ik alleen in de lift stond. Dat laten we teveel. Wat de overheid zou moeten doen is heel actief kijken wat voor plannen er worden gemaakt en of daarin ruimte is voor gemeenschappen om zich te ontwikkelen. Die gemeenschappen kunnen dan los van allerlei overheidsbemoeienis groeien en bloeien. Een andere balans tussen doen en laten dus.
Enorme potentie
Het rapport Ruimte voor ontmoeting is goed ontvangen, maar het was zijn tijd een beetje vooruit. Een rapport voor de fijnproevers, geen snelle hap. Het is het soort idee waarvan je terugkijkend denkt: “verrek, het is een super goed idee en wordt alleen maar actueler.” De vragen zijn groter geworden, en dit is nog steeds een goed antwoord op die vragen. We willen in Nederland een miljoen woningen gaan bouwen. Dat is een enorme kans en enorme bedreiging. Die twee uitersten liggen vlak bij elkaar. Een miljoen is een ongekende schaal om het fout te doen, maar het heeft ook een enorme potentie als we het goed aanpakken. Ruimte maken voor ontmoeting dus: de formerende partijen zouden het er nog maar eens bij moeten pakken.’