Het onbehagen voorbij

Burgers hebben de afgelopen tien jaar steeds meer mogelijkheden gekregen en benut om hun onbehagen te uiten. Maar paradoxaal genoeg levert dit geen beter zicht op wat de oorzaken van onvrede en onmacht zijn. Ook ontbreekt het vaak aan mogelijkheden om iets met of aan dat onbehagen te doen. In Het onbehagen voorbij schetst de RMO een handelingsperspectief voor politici en bestuurders.

Uitingen van onbehagen

‘Het moet niet gekker worden’. ‘Ik voel mij niet langer thuis in deze samenleving’. ‘Het had allemaal beter kunnen zijn. Het zijn veel voorkomende verzuchtingen van burgers. Achter deze uitingen van onbehagen gaat een grote diversiteit aan oorzaken en opvattingen schuil en er liggen toekomstperspectieven in besloten. Wat voor samenleving zouden we voor de toekomst wensen?

Weinig constructief vervolg

Die diversiteit en ambities voor de toekomst worden niet voldoende zichtbaar. Uitingen van onbehagen worden in het huidige tijdsgewricht weinig bevraagd, omdat ze kunnen rekenen op instemming en herkenning. Daardoor lijdt de samenleving, naast reële problemen en terechte zorgen, ook aan zijn eigen clichés.

Bovendien zijn de afgelopen tien jaar weliswaar de mogelijkheden van mensen toegenomen om hun onbehagen openlijk te uiten, maar kunnen zij er een weinig constructief vervolg aan geven. De publieke opinie wordt vooral benut om een politieke discussie af te sluiten en genomen maatregelen te evalueren, en in veel mindere mate om belangen te behartigen, collectieve actie te ondernemen, en een politieke discussie op gang te brengen.

Constructieve wending

De Raad pleit voor een constructieve wending in het debat over de richting waarin de Nederlandse samenleving zich ontwikkelt. Bestuurders en politici kunnen die wending stimuleren door:

  • kritisch en weloverwogen met de veelheid aan onderzoeken en peilingen naar onbehagen om te gaan,
  • zelf kwalitatief hoogwaardige opiniepeilingen te initiëren die niet vragen naar de bekende weg,
  • feitelijke informatie te verspreiden, normatieve afwegingen te expliciteren en niet in een reflex achterliggende zorgen en problemen naar zich toe te trekken als probleem dat de overheid moet oplossen, maar veel vaker de vervolgvraag te stellen ”Wat wilt u dan wel en hoe kan dat worden bereikt?”.