Governance en kwaliteit van zorg

Welk probleem lost dit advies op? Onduidelijkheid over wat het publieke belang ‘kwaliteit van zorg’ precies is en hoe getoetst kan worden of zorginstellingen hieraan voldoen. Inadequaat intern toezicht zorginstellingen.

Wat zijn de gevolgen voor de consument?

Basisnormen versterken de positie van de consument. Als een consument weet wat hij mag verwachten van een behandeling, kan hij een zorgverlener daarop aanspreken.

Wat zijn de gevolgen voor de zorgverlener?

Zorgverleners moeten de nodige inspanningen leveren om basisnormen vast te stellen. Daar staat tegenover dat het beleggen van de (publieke) taak om basisnormen op te stellen recht doet aan hun professionele verantwoordelijkheid. Basisnormen en openbaarmaking van scores motiveren zorgverleners om zo goed mogelijk te presteren.

Wat zijn de gevolgen voor de zorgverzekeraar?

De zorgverzekeraar krijgt meer gedegen informatie in handen om selectief zorg in te kunnen kopen. Hij kan daarmee zorgaanbieders stimuleren om tot de top te gaan behoren. Daarmee kan de zorgverzekeraar zijn verzekerden meer ‘value for money’ geven.

Wat kost het?

Dit advies kan kostenneutraal worden gerealiseerd.

Wat is nieuw?

  • De opvatting dat de overheid verantwoordelijk is voor de totstandkoming van basisnormen voor kwaliteit.
  • Onderscheid van het brede begrip ‘kwaliteit van zorg’ in deelaspecten die tot het publieke domein behoren en deelaspecten die binnen het private domein vallen.
  • Een voorziening binnen het privaatrecht om het functioneren van een Raad van Toezicht aan de kaak te stellen. De opvatting dat er geen taak ligt voor de overheid om het interne toezicht van zorginstellingen aan nadere regels te binden of aan publiekrechtelijk toezicht te onderwerpen.
  • Het voorstel om een publiekrechtelijke beroepsorganisatie met verordenende bevoegdheid in te stellen, die de kwaliteitsbevordering krachtig ter hand neemt en de (publieke) taak krijgt om basisnormen voor kwaliteit vast te stellen.

Het advies is voorbereid in een projectgroep onder leiding van mw. mr. M.W. de Lint. De betrokken raadsleden waren mevrouw prof. dr. D.D.M. Braat en de heer prof. drs. R. Meijerink.