De RVS viert zijn tienjarig jubileum. In dat kader belichten alle raadsleden een advies dat hen na aan het hart ligt. Pieter Hilhorst nam op 1 september afscheid als raadslid, omdat hij de maximaal twee termijnen van vier jaar had volgemaakt. Hij blikt terug op het advies Niet langer met de ruggen naar elkaar dat de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) uitbracht in 2005. In 2015 fuseerde de RMO met de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) tot de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS).
Niet langer met de ruggen naar elkaar
‘Autochtonen en allochtonen dreigen steeds meer langs elkaar heen te leven.’ was in 2005 een uitgangspunt van het rapport. De RMO liet in dit advies zien welke mogelijkheden de overheid heeft om deze ontwikkeling te keren. Sociaal-economische positieverbetering van minderheden – hogere opleiding, meer werk, betere banen – gaat samen met meer inter-etnische verbindingen. Werk, onderwijs en taal zijn dus van groot belang voor verbinden. De RMO stelde voor de aandacht te verplaatsen van eenmalige acties naar duurzame projecten die zijn georganiseerd rond etniciteit-overstijgende factoren. Voetballen, werken, kinderen opvoeden, veiligheid en postzegels sparen bieden allemaal mogelijkheden om mensen te verbinden, ongeacht hun etniciteit. De ruimtelijke inrichting en het functioneren van publieke instituties kunnen daarbij helpen.
‘Wat is dat advies ver weg’, dacht ik toen ik het kortgeleden weer eens doorlas. De taal is veranderd: we spreken al lang niet meer over allochtonen. In die tijd was er veel angst voor multi-etnische samenleving, na 9/11 en de moord op Theo van Gogh. Gelukkig zijn we nu een stuk verder. Niet in het politieke debat, helaas, maar wel in de praktijk. Er wordt zoveel meer samengewerkt.
Ik blijf enthousiast over dit advies, want integratie gaat niet over: ‘mensen met een diversiteitsachtergrond moeten de Nederlandse waarden omarmen’. Integratie gaat over praktijken, over samen doen. Ik was een groot pleitbezorger van ‘gemengd naar school’, een reeks initiatieven om te zorgen dat kinderen met verschillende achtergronden op één school zitten. Omdat daarmee ook ouders elkaar leren kennen en dan een gezamenlijk belang hebben: een goede schoolomgeving voor hun kind. Verschillen overstijgen voor een gemeenschappelijk belang. Gemeenschap komt niet vanzelf, daar moet je iets voor doen. Niet langer met de ruggen naar elkaar is nooit common sense geworden. In die zin is het niet een heel invloedrijk rapport geweest. Maar mij heeft het wel geraakt. Want zo sta ik zelf in het leven.
Sociale verbindingen
Het laatste advies waar ik als raadslid aan meewerk is een advies over sociale bindingen. Dat komt dit najaar uit. Ook daar gaat het weer over samen dingen doen. Dit keer niet vanuit integratieperspectief, maar als antwoord op de geïndividualiseerde gezondheidszorg. We zullen daarin laten zien hoe de zorg sociale verbindingen kan stimuleren, die mensen ook weer gezonder maken.
Er wordt wel steeds vaker gezegd dat mensen een beroep moeten doen op hun naasten voor zorg en ondersteuning, maar er wordt eigenlijk niet gekeken hoe wij ook banden kunnen versterken of banden kunnen uitbreiden. Dus er wordt wel geoogst, maar niet gezaaid. En dat is wat we nu met het advies over sociale bindingen willen bepleiten.
Individualisering
In deze tijd versterkt de overheid de individualisering, het op jezelf teruggeworpen worden. Veel beleid gaat uit van ‘het individu’. Neem bijvoorbeeld de AOW: als je gaat samenwonen, word je gekort op je AOW. Dat is een prikkel de verkeerde kant op. Je kunt regelgeving en publieke diensten ook zo inrichten dat ze praktijken van gemeenschappelijkheid stimuleren en makkelijker maken.
Bijvoorbeeld door een regel dat alle publiek gefinancierde instellingen de deuren open moeten zetten voor initiatieven uit de buurt. Of door ervoor te zorgen dat iemand die uit een instelling komt - of dat of dat nou jeugdzorg is of beschermd wonen voor mensen – daarna niet geïsoleerd in een wijk gaat wonen. Verbinden is een werkwoord. Praktijken moet je onderhouden. Dat is de open deur waar het toen over ging, en die nu nog steeds open is.
Die individualisering in beleid hebben we als Raad ook laten zien in Van overleven naar bloeien. Ongeveer één op de zes volwassenen in Nederland heeft te maken met (dreigende) bestaansonzekerheid, met alle maatschappelijke kosten van dien. Een voorwaarde om bestaansonzekerheid te voorkomen en verminderen, is het afschaffen van het zelfredzaamheidsprincipe.
Rode draad
Samen dingen doen, samen aanklooien, dat is eigenlijk wat samenleven is. Dat is de perspectiefwisseling die Niet langer met de ruggen naar elkaar bracht, en dat vormt de rode draad in mijn perspectief, bij de Raad en erbuiten.
In 2012 schreef ik samen met Jos van der Lans een boek over ‘sociaal doe-het-zelven’. In een gemeenschaps-georiënteerde samenleving heb je vaker meevallers omdat iemand je helpt, terwijl je in een individualistische samenleving vaker tegenvallers hebt omdat je die in je eentje moet dragen. Dat kun je niet planmatig afdwingen, het gaat ‘via via’. Destijds was ik een buitenbeentje, nu is dat toch de richting waarop mensen denken.
Naast Van overleven naar bloeien en het nieuwe advies over sociale bindingen, werkte ik als raadslid mee aan het advies Kinderen uit de knel, waarin we spraken over een actief terughoudende overheid die sociale bindingen stimuleert en de ruimte geeft, zonder ze af te dwingen. Dat kan de overheid doen door structurele financiering vrij te maken voor opbouwwerk en groepsgewijze hulpverlening.
De &
Niet langer met de ruggen naar elkaar past ook mooi bij de rol van de RMO toen: een ander perspectief bieden door reflectie. Dat was toen ik acht jaar geleden raadslid werd ook nog het overkoepelende credo van ons werk. Meer recent zie je naast perspectiefwisseling ook de nadruk op verdieping en verbreding aan de hand van het verband tussen volksgezondheid en samenleving, de & in de naam Raad voor Volksgezondheid & Samenleving.
Ik denk dat deze manier van denken op het snijvlak van gezondheid en samenleving in de komende tijd de wind mee gaat krijgen. En het is interessant om te kijken wat de Raad dan moet doen. Ik was bijvoorbeeld promotor van het woord ‘samenredzaamheid’. Dat zie ik nu overal terugkomen in stukken van gemeenten, maar net op een manier die ik helemaal niet prettig vind. Dus de Raad moet ook het ontwikkelde gedachtengoed gaan bewaken binnen het beleid. Als een kritische vriend.