Oplossing personeelstekorten begint bij anders waarderen van zorgverleners

In de afgelopen jaren zijn de tekorten aan zorgverleners sterk toegenomen. Daarom is het zorgwekkend dat nog steeds veel mensen die in de zorg werken de sector verlaten. Op verzoek van minister Hugo de Jonge laat de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) in het advies ‘Applaus is niet genoeg’ zien wat er voor nodig is om te zorgen dat zorgverleners hun werk goed kunnen en blijven doen. Volgens de Raad begint dat met anders waarderen en erkennen van zorgverleners. Niet alleen door de maatschappij, maar vooral ook door werkgevers, toezichthouders, de Rijksoverheid, maar ook vakbonden en beroepsverenigingen.

Waar nu 1 op de 7 mensen in de zorg werkt, zal die behoefte in 2040 1 op de 4 zijn als er niets verandert. Daarmee is de (toekomstige) schaarste op de arbeidsmarkt een enorme en complexe maatschappelijke opgave: zonder mensen die onze zorg kunnen verlenen, hebben andere oplossingen om de tekorten tegen te gaan geen effect. Meer financiële middelen, nieuwe technieken en behandelmethoden blijven steken in beloften als er geen mensen zijn om ze uit te voeren. Nieuwe aanwas alleen is bovendien niet genoeg; mensen moeten ook in de zorg willen blijven werken.

Mensen staan op straat te applaudiseren

Anders waarderen en erkennen

Uit het onderzoek van de RVS blijkt dat een gebrek aan structurele waardering en erkenning de belangrijkste thema’s zijn die de uitstroom uit de sector verklaren. Hoewel er tijdens de eerste golf van de coronacrisis applaus klonk voor zorgverleners door heel het land, vertaalt dit zich tot op heden nog niet door in passende waardering en erkenning van zorgverleners. Zorgverleners missen vaak waardering voor het werk vanuit de organisaties waarin zij werken. Bovendien is er onvoldoende erkenning voor de zeggenschap van zorgverleners over de inhoud van het werk. Daarom stelt de Raad – in lijn met de adviezen van de commissie Werken in de Zorg - dat werkgevers, samen met systeempartijen zoals toezichthouders en de Rijksoverheid, maar ook met vakbonden en beroepsverenigingen moeten werken aan het anders waarderen en erkennen van zorgverleners.      

Betere arbeidsvoorwaarden

Zorgverleners missen waardering in de vorm van aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden en een passend loopbaanperspectief. In de praktijk schiet met name het werk van verpleegkundigen en verzorgenden op dit vlak nog tekort. De Raad acht het noodzakelijk dat de inkomenspositie van zorgverleners bij wie economische zelfstandigheid onder druk staat, met name bij verzorgenden IG,  wordt verbeterd. De Raad adviseert sociale partners en de Rijksoverheid om het startsalaris van verzorgenden te verhogen. De voorstellen die de SER hiervoor ontwikkelt kunnen daarvoor gebruikt worden.


Zorgverleners worden nog te vaak niet gezien en gehoord in de organisaties waarin zij werken. De Raad beveelt aan dat werkgevers structureel het gesprek voeren met zorgverleners over loopbaanwensen- en ontwikkelmogelijkheden. Bij- en nascholing zouden meer afgestemd moeten worden op de individuele wensen van werknemers en substantieel onderdeel van cao’s moeten zijn. Werktevredenheid verdient nadrukkelijker aandacht binnen raden van toezicht, bijvoorbeeld door het benoemen van een commissie personeel. De Raad roept zorgverzekeraars op om te kiezen voor tarieven die loonkosten dekken en voor verantwoordingseisen die administratieve lasten zo veel mogelijk beperken.

Anders waarderen door meer zeggenschap

Zorgverleners willen van betekenis zijn voor de patiënt, maar missen de zeggenschap om hier invulling aan te geven. De Raad constateert dat vooral verpleegkundigen en verzorgenden tijd missen voor de patiënt en tijd voor eigen reflectie en herstel. Raad beveelt werkgevers  aan om zorgverleners meer zeggenschap te geven over belangrijke aspecten van het werk zelf, zoals werktijden en de wijze van roosteren. Ook over de zorg die zij leveren moeten zorgverleners meer inspraak hebben. Dat kan volgens de Raad vorm krijgen door verpleegkundigen op gelijke voet met de Medische Staf te laten participeren in het management van zorgorganisaties. Bovendien beveelt de Raad aan verpleegkundigen deel uit te laten maken van de Raden van Bestuur van zorgorganisaties. Ten slotte zijn ook zorgverleners zelf aan zet. Samen met werkgevers moeten ze werken aan andere manieren van verantwoording. De Raad adviseert, in lijn met zijn eerdere advies Blijk van Vertrouwen, dat zorgverleners verantwoording afleggen vanuit hun professionele verantwoordelijkheid.

Anders waarderen door samenwerking te stimuleren

In de huidige complexe, veranderende zorgpraktijk zijn partijen van elkaar afhankelijk voor goede zorg, maar is samenwerken vaak lastig. Gescheiden financieringsstromen en hiërarchie binnen en tussen zorgorganisaties staan goede samenwerking nog vaak in de weg. Om samenwerking tussen beroepsgroepen makkelijker te maken adviseert de Raad beroepsorganisaties in samenwerking met wetenschappelijke verenigingen, patiëntenorganisaties en opleidingsinstituten bekwaamhedenportfolio’s te ontwikkelen, zoals eerder geadviseerd in het advies B van bekwaam. Daarin hebben ook zorgopleidingen een belangrijke rol: hun opleidings- en scholingsaanbod moet zorgvuldig af worden gestemd op de veranderende zorgpraktijk, door nadrukkelijk aandacht te besteden aan samenwerking tussen zorgverleners.